Samenwerken aan een betere wereld
Tuinteam speeltuin de Regenboog in Bloemhof aan het werk.
Wij mensen hebben geen scherpe klauwen, hoorns of ander wapentuig aan ons lichaam. Van nature zijn we dus niet echt ingesteld op vechten. We houden meer van dansen. We hebben gereedschap en wapens gemaakt. We hebben kleding en behuizing nodig, het duurt lang voor onze kinderen op eigen benen kunnen staan. Wij zijn sociale wezens en samen staan we sterk. We zijn op dit gebied te vergelijken met ratten en andere sociale dieren. Naast het feit dat we gereedschap maken, is onze sterkste troef net als bij de ratten samenwerken.
Samenwerken vraagt overleg, creativiteit en doorzettingsvermogen, maar het belangrijkste is het doel. Met andere woorden samenwerken kunnen we, maar waaraan werken we samen. Het huidige kabinet benadrukt regelmatig het feit dat ze kei en keihard werken aan een beter Nederland en dat we dat alleen samen voor elkaar krijgen. Dit is natuurlijk veel te algemeen, regeren is immers vooruitzien. Ik heb liever een kabinet dat de juiste analyse maakt en de juiste beslissingen neemt, dan eentje waarvan de leden keihard werken en ons oproepen dat ook te doen.
Samenwerken is dus iets wat groepen van nature doen en dan ook nog vaak om elkaar de overtroeven. Zo justitie samenwerkt doet de georganiseerde criminaliteit dit ook. In de sport wil je met jouw team de beste zijn en de tegenstander verslaan. Het gaat om de knikkers en het spel. Je dient plezier in het spelletje te hebben, omdat je dan betere resultaten bereikt en omgekeerd. Jean Paul Sartre stelde in de vorige eeuw dat wij mensen veroordeeld zijn tot vrijheid. We kunnen keuzes maken. Maar het autonome onafhankelijke individu is een mythe en eentje die is uitgedragen door de intellectuelen. Onze neiging tot conformeren aan de groep, een menselijk instinct bij uitstek wordt hierbij als zwakte gezien. ‘Mens durf te leven, wees op je vierkante meter een vorst’. Dat dit niet voor iedereen is weggelegd en dat er natuurlijk tegendraadse individuen zijn die zich afzetten van de groep zou logisch moeten zijn. Niet iedereen kan zich afzetten tegen de groep en zelfstandig zijn, want dan zouden er geen groepen bestaan. In de werkelijkheid zien we groepsvorming continu plaatsvinden en klokkenluiders, hoewel hun maatschappelijk belang door een ieder wordt onderstreept hebben het nog steeds erg lastig. Dit fenomeen hoort gewoon bij onze natuurlijke manier van samenleven. Ieder vogeltje zingt zoals ie gebekt is en doet dit het liefst samen met anderen, maar niet met iedereen.
De leuze van de Franse revolutie vrijheid, gelijkheid en broederschap kan nooit voor iedereen gelden, laat staan voor een hele natie worden gerealiseerd. Deze leus zou tegenwoordig beter kunnen luiden; verantwoordelijkheid, individuele ruimte en verbondenheid. Als we ‘vrij’ zijn om te kiezen, zijn we immers ook verantwoordelijk voor onze keuzes. We hebben de vrijheid om het goed te doen of te verprutsen. Een relevante vraag is dus hoeveel invloed we daar werkelijk op hebben en waar die invloed vandaan komt. Dit is lastig zo niet onmogelijk te beantwoorden in algemene termen. Wat is keuzevrijheid zonder context en idee van de gevolgen; gokken of leven op je gevoel ? En is dat gevoel te vertrouwen ? We kunnen wel van alles beslissen maar als we niet weten waartoe het leidt geeft dat toch te denken.
Om het simpel en praktisch te houden; wij zijn dus sociale wezens, gemaakt om samen te werken en elkaar te corrigeren. Dat doen we altijd en overal, tenminste als het mogelijk is en we het durven. Het kapitalistisch systeem heeft de samenwerking tussen mensen enorm aangejaagd, maar ook de competitie. Het eindresultaat is evenwel een groeiende ongelijkheid tussen arm en rijk, en uitputten van natuurlijke bronnen en het ontwrichten van het ecosysteem en klimaat op aarde. Het ene deel exploiteert als het ware het andere, met als gevolg de rijken worden rijker, de armen armer en niemand neemt hiervoor de verantwoordelijkheid. Het overkomt ons als het ware, terwijl we er al die tijd bij waren. Dit op haar beurt leidt tot sociale onrust; revoluties en oorlogen doorbreken uiteindelijk de vastgeroeste machtsverhoudingen. Dit systeem is effectief maar bot en zorgt voor maatschappelijke ontwrichting en persoonlijke leed.
Het zou de meeste mensen liever zijn als we een gestage vitale harmonieuze groei van gemeenschappen zouden kunnen waarborgen. Individuele groepen bestrijden elkaar om macht en territorium. Er is iets nodig waardoor deze ‘strijd’ niet ontaard in ‘bruut geweld’ en maatschappelijke ontwrichting. Het slimste is te zorgen dat de kloof tussen arm en rijk niet te groot wordt. Maar ja dat ligt grotendeels buiten onze directe invloedssfeer en hier zijn dikke boeken over geschreven en de linkse politieke partijen proberen deze kloof kleiner te maken. Tot nog toe zonder veel succes. De vrijheid die ons als individu rest is een mening hierover te hebben.
Maar er is een plek waar we nog wel invloed en vrijheid hebben, namelijk onze directe leefomgeving. En juist hier ligt een kans ons natuurlijke behoefte tot samenwerken te bevredigen en aan te wenden tot nut van het geheel. Als je om je heen kijkt en het nieuws volgt zie je dat mensen behoefte hebben aan juist deze alledaagse vorm van natuurlijk sociaal gedrag; elkaar helpen en ondersteunen. Hier ligt dan ook de oplossingsrichting van tal van hedendaagse problemen, die voortkomen uit keuzes die we in het verleden hebben gemaakt. Heb het hier over technische zaken, zoals automatisering en apparaten die de mens ‘meer vrijheid zouden geven’, maar ons tegelijkertijd een ‘onnatuurlijk gedrag’ hebben opgedrongen. Het idee dat we er maar aan moeten wennen is te rechtvaardigen als we er in het totaal op vooruit gaan. Maar wat is het totaal, alle mensen, dat is onmogelijk, armoede de wereld uit, prima. Maar hoe zorg je ervoor dat we gezond en gelukkig blijven in een technische wereld ? Ik kan nog een tijdje doorgaan, maar uiteindelijk is de directe leefomgeving van mensen bepalend voor hun welbevinden en vrijheid hun leven vorm te geven.
Dit is volgens mij de juiste insteek in een wereld waarin de technische mogelijkheden razendsnel toenemen. Misschien komen we inderdaad binnenkort wel op Mars, maar wat hebben we daar te zoeken en welke vragen worden beantwoord. Misschien ontdekken we wel voor iedere ziekte een medicijn, maar is het niet slimmer ziektes te voorkomen en als dat niet
kan ze sociaal te benutten. Is het niet slimmer ervoor te zorgen dat we in onze directe leefomgeving de oplossingen voor de toekomst zoeken; met elkaar en analoog als tegenwicht voor de digitale connectie.
Mensen helpen en steunen elkaar graag. Burgerinitiatieven waar mensen samen ‘iets oppakken’ schieten als paddenstoelen uit de grond. De Duurzame Top 100 van dagblad Trouw dit jaar is er een ‘van onderop’, om te benadrukken dat hier de werkelijke innovatiekracht zit. Mantelzorg kan heel bevredigend en zinvol zijn, als je er tenminste zelf niet aan onderdoor gaat. Juist in het kleine alledaagse wordt veel socialer samengewerkt en vaak met gesloten beurzen. Het is juist dit domein dat de laatste tientallen jaren ernstig is verschraald. Mensen worden op zichzelf teruggeworpen, hebben het druk met werk en privé, willen/moeten zich ook nog ontwikkelen. Niet iedereen wordt hier blij van.
Niet de techniek gaat ons redden, maar onze menselijkheid, onze sociale skills en behoeften. Gemeentes zorg er dus voor dat mensen hun natuurlijke behoeftes kunnen bevredigen in hun directe leefomgeving, dit geeft ook directe bevrediging en een zichtbaar meetbaar resultaat. Groene, gezonde, gezellige wijken, waar mensen elkaar kennen en samen zorg dragen voor omgeving en gemeenschap zijn de wijken van de toekomst in de steden van de toekomst. Smart op het gebied van de menselijke maat en het menselijke samenleven.
In de juiste omstandigheden doen wij mensen waar we goed in zijn; samenwerken. Het zijn niet de ‘uitzonderlijke prestaties’ die we individueel kunnen bereiken, die het verschil maken. Die laatste geven bewondering en applaus maar geen duurzame wederkerigheid. Individualiteit is een gevolg van gemeenschappelijke interactie. Wij zijn absoluut geen autonome individuen, maar worden gevormd door onze genen (evolutie), onze omgeving (interactie) en tja, nog een heleboel factoren waar we nog geen weet van hebben. Onze autonomie is de vrijheid die ons door dit samenspel gegeven is en daar is, om met Jean Paul Sartre te spreken, geen ontkomen aan. Dit werkt ontnuchterend op al te grote individuele ambities, maar biedt hoop aan gemeenschappelijke ambities.
Was de twintigste eeuw er een van individualisering, ik hoop dat de eenentwintigste er een wordt van ecologisering en socialisering. Met ander woorden leven in samenhang met natuur en elkaar en de techniek mag ons daarbij helpen, maar niet in de weg zitten. Onze ‘gezamenlijke arbeid’ in dit ondermaanse dient zinvol en bevredigend te zijn, maar vooral ergens toe te leiden.