Het uitgesloten midden
Ik stopte als praktiserend arts rond mijn dertigste, omdat ik kunstenaar wilde worden. Ik kon zo mijn eigen visie verder uitwerken. Ik noemde het huiskamergeleerdheid en ik startte een zoektocht naar een praktisch perspectief op het leven van alledag dat de nieuwste wetenschappelijke inzichten zou omvatten. Uiteindelijk is dat min of meer gelukt met wat ik nu 'stadsgeneeskunde' noem. Dit is een werkende en geteste strategie om steden leefbaar te houden en niet te verdwalen in de complexiteit van alledag. Het oude dorpsgevoel in een nieuw jasje: de gemeenschap en de menselijke interactie als basis voor ontwikkeling. Hier heb ik al veel over geschreven en onze website geeft een redelijk inzicht over hoe het in elkaar steekt. Voorts raad ik het webinar aan dat ik heb gegeven in de nationale groenweek van 14 oktober 2020. Dat vindt u hier.
Dit jaar wil ik een serie essays starten over het perspectief op de wereld en onszelf. Want dat bepaalt in mijn stellige overtuiging wat ‘waar’ is en wat niet. Essays zijn letterlijk vertaald probeersels. De mijne zullen een beetje in columnvorm zijn en ik probeer ze zo begrijpelijk mogelijk te maken. Wetenschap is inmiddels een uiterst breed en gespecialiseerd veld en dus tracht ik me te beperken tot de grote lijnen. Ik zou het zeer op prijs stellen, als experts op een bepaald gebied mij eventueel corrigeren of verbeteren als ik in hun ogen een ‘fout’ maak.
Deze blog, want zo kun je het natuurlijk ook noemen, zal gaan over ‘waarheid’. Ik merk in allerlei discussies, dat er met ‘wetenschappelijk bewijs’ wordt gesmeten alsof dit absoluut is. Dat is echter totaal niet het geval. Een waarheid hangt altijd af van het perspectief, ook wel paradigma genoemd, van waaruit deze is geconstrueerd. Ik heb het hier niet over het gevoel of ‘iets’ waar is, maar het bewijs dat iets waar is. In de Middeleeuwen waren er tal van godsbewijzen, die inmiddels grotendeels ontkracht zijn. Het schijnt dat Kurt Gödel ooit een godsbewijs op een half A4-tje heeft laten circuleren, maar dat is verloren gegaan.
Ik noem hem omdat ik het hier over hem wil hebben. Steeds als we denken alles over een onderwerp te weten, staat er iemand met een hamer achter ons en die slaat deze illusie aan gort. In de vorige eeuw was dit Kurt Gödel. Hij was een zeer begenadigd wiskundige met een zeer markante persoonlijkheid, hetgeen vaker voorkomt bij briljante geesten.
Kurt Gödel was een vriend van Albert Einstein. Er is een anekdote waarin zijn vrienden hem helpen het Amerikaans staatsburgerschap te krijgen. Het was in de tijd van McCarthy. Je moest voor een rechter je verhaal doen, die dan een besluit nam. Ze waren bang dat Kurt het zou gaan hebben over de Amerikaanse grondwet. Hij had daar namelijk een fout in gevonden, waardoor Amerika een dictatuur zou kunnen worden. Toen de dag daar was, bracht Kurt het punt toch in toen er een vraag over de grondwet kwam. Gelukkig voor Kurt was de rechter geen hardliner en hij kreeg een paspoort. Welke fout Gödel gevonden had, werd niet vermeld bij de anekdote.
Een andere anekdote van Gödel is mysterieuzer. Hij was paranoïde van aard en op het eind van zijn leven dacht hij, dat ze hem wilden vergiftigen. Hij nam alleen eten aan van zijn vrouw. Toen zijn vrouw werd opgenomen in het ziekenhuis at hij simpelweg niet meer. In zijn laatste dagen schijnt hij steeds aan zijn bezoek te hebben gevraagd: ‘Hebben ze al ontdekt dat het universum draait?’. Daar was hij heel zijn leven mee bezig: hij vond ‘fouten’ of ‘openingen’ in de modellen. De grondwet, de relativiteitstheorie. Als cadeautje voor zijn verjaardag had hij Einstein op basis van diens eigen relativiteitstheorie ooit een bewijs geleverd dat tijdreizen mogelijk maakte. Einstein gruwde hiervan en heeft de rest van zijn leven het bewijs proberen te ontkrachten. Het lukte hem niet en tot op heden is het nog niemand gelukt.
Wat heeft de geniale en excentrieke Kurt Gödel bewezen? Wat was zijn hamer? Hij bewees in de jaren dertig dat ieder systeem tenminste één onbewezen aanname, een axioma, in zich heeft, dus ook de wiskunde. Vele wiskundigen waren er in die tijd van overtuigd dat ze een compleet en sluitend systeem konden maken. Ze waren er bijna. Helaas. Dat ging niet lukken en het werd nog erger, want daar was ook de kwantumtheorie en die was vreemd, maar werkte perfect. Einstein hield er helemaal niet van. En tot op de dag van vandaag begrijpt niemand het helemaal. Dus als in een discussie wordt geroepen: ‘Dit is wetenschappelijk bewezen!’ zegt dat niet zoveel, als je niet weet hoe het is bewezen en welke aannames eraan ten grondslag liggen.
Ik vertel dit omdat dit de huidige stand van zaken is als het gaat om fundamentele harde wetenschap. Terugkijkend is dit veroorzaakt door het ‘uitgesloten midden’, een aanname binnen de kentheorie die teruggaat naar Aristoteles en de grondslag vormt van de logica. Hij luidt als volgt: ‘Een uitspraak is waar of niet waar.’ Dat sluit het midden uit, want iets kan niet half waar zijn. Maar wat te denken van de uitspraak: ‘Ik lieg altijd’. Dat is lastig. Eigenlijk kunnen uitspraken soms dus zowel waar als niet waar zijn. Het hangt af van de context waarin de uitspraak gedaan wordt en het perspectief van waaruit hij beoordeeld wordt. In een therapiesessie is de uitspraak wellicht een eerste uiting van ‘eerlijkheid’, maar in de wiskunde is het een vervelende paradox. Er zijn er overigens vele. Dan is de uitspraak: ‘We geloven allen aan de waarheid’ misschien wel ‘meer’ waar. We moeten er dan wel aan toevoegen dat we niet zeker weten of er überhaupt wel een waarheid bestaat. De waarheid en God behoren plotseling tot dezelfde verzameling en kunnen elkaar niet meer bevestigen. Ik ben erg benieuwd naar het godsbewijs van Kurt, maar misschien heeft het wel nooit bestaan.
Dus als iemand zegt: ‘We moeten de wetenschap vertrouwen,’ is dit hetzelfde als wanneer een priester vanaf de kansel verkondigt dat we God moeten vertrouwen of de Heilige Schrift. Een goede wetenschapper vraagt altijd: ‘Waarom?’ En dan begint de ellende. Dus praktisch gezien is een korreltje zout en een beetje argwaan niet slecht; tegelijkertijd moet je ergens in geloven, anders kun je helemaal niet functioneren. Met de serie essays wil ik het uitgesloten midden weer terugbrengen in het alledaags discours: er zijn geen absolute fundamenten, niet in de godsdienst en niet in de wetenschap. We hebben ze allebei nodig, de ene voor de zingeving, de andere voor de waarheid. De vraag zou hier altijd moeten luiden: ‘Waar geloof jij in en waarom?’ We kunnen slechts elkaar overtuigen. Dat is mijn ‘waarheid’.
Comments