Zwerfvuil als integrale aanjager
Er zijn mensen die iets gewoon open en bloot weggooien midden op straat of trottoir. Je zou ze de ‘schaamtelozen’ kunnen noemen. Veel meer mensen gooien het afval in de bosjes en vaak ook uit het zicht. Ze stoppen het in een zakje bij elkaar en gooien het dan in de bosjes. Er zijn er ook die hun mondkapjes mooi opvouwen en dan in een heg proppen. Voor ons als opruimers zijn de ‘schaamtelozen’ eigenlijk praktischer. Je ziet het vuil goed liggen en is eenvoudig op te rapen. Dat ligt anders bij de stiekemerds: daar moet je zoeken, onder bosjes kijken, iets ergens uit pulken. Er zijn ook mensen die iets versnipperen voor ze het weggooien. Dat alles geeft veel meer werk, omdat een groot deel van het zwerfvuil in het groen terecht komt en het zich daar opstapelt. We maken Park 1943 nu twee jaar schoon en nog steeds als we de bosjes snoeien, komt daar een lading troep uit: blikjes, aluminiumfolie, snoeppapiertjes en allerlei plastic.
Zwerfvuil is een groot en taai probleem; ik hoorde laatst dat er per jaar 129 miljoen blikjes worden weggegooid. Dit probleem raakt aan alles, maar is zelf blijkbaar niet ernstig genoeg om het serieus aan te pakken. Maar er gloort hoop; er komt statiegeld op plastic flesjes en hopelijk ook op blikjes. Dat zijn nuttige maatregelen. Dit lost wellicht een deel van het probleem op, maar de kern van het probleem is onze wegwerpmaatschappij zelf. Statiegeld heffen op snoeppapiertjes, ballonnen en nasimaaltijden is niet praktisch. Onze mentaliteit moet veranderen, wordt gezegd en hoe doe je dat? Om daar zicht op te krijgen moet je inzoomen op wat er allemaal wordt weggeworpen en waarom. Vandaar dat ik dit stuk begon met een inkijk in weggooigedrag. Dat is velerlei. Zo zijn er ook de mensen die de vogels voeren. Sommigen maken kleine stukjes van het brood en blijven zitten kijken tot de duiven en meeuwen het voer op hebben. Anderen dumpen hele broden of maaltijden maar blijven niet kijken. Nu zijn er broodbakken waar dit brood in kan en er biogas van wordt gemaakt. Dat gaat steeds beter, maar wat te doen met mensen die de vogels voeren en hier veel plezier aan beleven? Vanuit het probleem van de rattenoverlast zijn deze vogelliefhebbers niet erg, als ze maar blijven tot alles op is. Wat wij doen is mensen aanspreken om het brood in de broodbak te gooien. Ze reageren vaak geschrokken: ‘de vogels moeten toch eten!’ Ik zeg: “Dan geef je ze ietsje minder en wacht tot alles op is”. Je wil mensen hun pleziertjes en contact met de natuur ook niet afpakken.
Als kinderen snoepjes krijgen, ligt het hele park vol snoeppapiertjes. Dit heeft weer met opvoeding te maken en dat is een gemeenschappelijke taak van ouders, school en wijk. Ik kan nog even doorgaan, maar mijn punt hier is dat als we het zwerfvuilprobleem oplossen, we tegelijkertijd daarmee heel veel andere problemen ook oplossen. Het zwerfvuilprobleem op zich is niet levensbedreigend, maar alles wat ermee samenhangt kan dat op de lange termijn wel zijn. Reden genoeg om het zwerfvuil serieus te nemen.
Neem bijvoorbeeld alle troep in de bosjes, dit opruimen combineren wij in onze praktijk met het tuinieren, zodat naast een schoner park ook het groen kwalitatief beter wordt verzorgd. Nu geschiedt dit in de meeste gemeenten nog gescheiden: de hovenier snoeit en schoffelt het groen, maar ruimt niet op en de schoonmensen ruimen slechts op waar ze bij kunnen en wat ze zien. Deze twee taken integraal uitvoeren maakt het werk gevarieerder en het resultaat duurzamer. Door dit werk op deze manier en wijkgericht te doen krijg je bovendien meer informatie over het afval en de eventuele oplossingen.
Tegenwoordig wordt integraal samenwerken aan een gedeelde uitdaging als zeer wenselijk gezien. Volgens mij kan juist het opruimen van het zwerfvuil deze integrale uitdaging bieden voor onze buitenruimte. Eigenlijk wil de samenleving dit ook heel graag, want bij elke enquête komen het zwerfvuil en hondenpoep steevast als ergernis nummer een uit de bus naast de wens om meer groen. De burger is er klaar voor, zou je kunnen zeggen nu de rest nog.
Bij een samenwerking overheid – burger zijn de beste resultaten te behalen. De gemeente is goed in het schoonhouden van verharde toegankelijke delen met hun hoge drukspuiten, bladblazers en veegauto’s. Dat doen ze heel goed en efficiënt, maar de wat minder toegankelijke plekken hebben aandacht en menskracht nodig. Efficiëntie hierbij is veel lastiger. Het is een combinatie van mensen betrekken, corrigeren en participeren. Nu ik sinds twee jaar zowat dagelijks opruim gecombineerd met tuinieren vind ik dit het leukste werk wat ik sinds jaren heb gedaan. Je spreekt mensen, ziet dingen, je bent buiten, het is ontspannend en het resultaat geeft bevrediging. Je krijgt ook de hele dag door complimenten van mensen. En net als motorrijders of buschauffeurs; alle schoonmakers groeten elkaar. Als het dus lukt het zwerfvuilprobleem op te lossen is dit ook meteen de lakmoesproef voor integraal werken in samenwerkende participerende ketens. Juist de breed gedragen ergernis over het zwerfvuil is dan de motivatie voor samenwerken aan een groenere schonere stad.
Comentários